Paul: Zimbabwe, Hwange, Victoria Falls en Matopos

Square

Harare, december 2010. Het was ruim 11 jaar geleden sinds we voor het laatst hier waren en in die tussentijd zijn er allerlei vreselijke dingen gebeurd in het land. Uit de media kreeg je de laatste jaren het idee dat Zimbabwe één wanhopige poel van ellende is met honger, ziekte, armoe en een totaal ingestorte economie. Maar dat lijkt erg mee te vallen: druk verkeer, overal bedrijvigheid, nieuwe wegen, het zag er allemaal veel welvarender en beter georganiseerd uit dan Kampala.

20 december: op naar Bulawayo, een laaaaaaaaaaange weg van 450 km langs velden met mais, grasland met koeien, bossen, savanne en plaatsen als Kadoma, Kwekwe en Gweru. Vroeg op de volgende dag en verder naar de Sikumi Tree Lodge bij het Hwange National Park. Een kort ritje dacht ik maar het was weer 300 km. Eerst eens 3 dagen uitrusten in de lodge, mooi gelegen aan de rand van een “vlei”, met uitzicht op een waterhole waar de hele dag lang allerlei dieren even goeiedag kwamen zeggen en een slokje drinken. Onze “cottage” was een in Afrikaanse stijl gebouwd huisje op palen.

Het wild, en vooral de lokale Cheeta, deed erg zijn best om het ons naar de zin te maken en hij ging voor ons mooi zitten poseren op een omgewaaide boom.

De spannendste ervaring, was toen we plotseling midden in een kudde olifanten terecht kwamen en ze letterlijk aan konden raken. Ik heb een oude dame diep in haar ogen gekeken en over haar rimpelige buik geaaid.

24 december: nog eens 200 km rijden en toen waren we eindelijk bij het hoofddoel van de reis: Victoria Falls. Inchecken bij het Rainbow Hotel, lunchen en op stap naar de grote douche. En hoe was die? Indrukwekkend, al stroomde ze maar op halve kracht deze tijd van het jaar. Je kunt er vóór langs lopen en de Zambezi over een front van 1700 meter breed 100 meter omlaag zien storten. Kolkende, bruisende, spetterende massa ‘s water, oorverdovend geraas, wolken van spray, honderden meters de lucht in en overal regenbogen. Prachtige foto ‘s. De wandeling begint bij het monument van Livingstone en eindigt bij de Livingstone brug die Zimbabwe verbindt met Zambia. Wie durft, kan daar vanaf bungee jumpen.

Alles gezien en geknipt en terug naar het hotel, opfrissen en naar het kerstnachtdiner bij The Boma, een gigantische Afrikaanse constructie waar we ondergedompeld werden in de Afrikaanse cultuur: Matabele schilderingen, dansers, zangers en trommelaars en tussendoor de buik vulden met geBBQde stukjes kudu, wrattenzwijn, struisvogel en krokodil. Heel anders toch dan een nachtmis in de kerk.

Tweede kerstdag: reis naar Matopos, via Bulawayo, 500 km. Op verschillende plaatsen biddende, in het wit geklede mensen in de bush, lemen hutten met strodaken, koeien voor de ploeg, ezeltjes voor de kar.

27 december hebben we in de Matopos doorgebracht, absoluut het mooiste park van de wereld, een magisch landschap, bewoond door draken, eenhoorns, reuzen, kabouters, elven en feeën, al hebben we die niet gezien. Het moet gemaakt zijn door een reus die met zijn blokkendoos heeft zitten spelen en overal rotsen op elkaar heeft gestapeld. Sommige stapels lijken elk moment in elkaar te kunnen vallen, maar ze staan zo al duizenden jaren dus het zal wel meevallen.

Interessant zijn ook de tekeningen van jachttaferelen die je hier en daar in grotten kunt zien, duizenden jaren geleden gemaakt door de Bosjesmannen die toen in dit gebied woonden.

Midden in het park ligt het graf van Cecil Rhodes naar wie Rhodesië genoemd was. Het ligt boven op een granietheuvel, omringd door granieten knikkers van zo’n 200T/stuk schat ik.

28 december: 500 km terug naar Harare en de 29ste weer terug naar Kampala met Kenya Airways. Daar stond Peter, onze taxichauffeur, ons op te wachten om samen met ons in de file aan te schuiven en ons een uur later thuis af te leveren.

Paul van Gool